Herman Brusselmans ziet er bleekjes uit en zit bevend in de zetel voor zich uit te staren. 'Het gaat niet gaan, jong: mijn hart gaat tegen de 200 en mijn bloeddruk blijft maar stijgen. Ik denk dat ik maar beter thuisblijf.' De auteur maakt een grapje, beseffen we plots, maar we waren er bijna ingetrapt.
We wachten Herman buiten aan zijn garage op in de buurt van het Patershol, een wijk in de Gentse binnenstad. Wanneer een zwaar motorgeluid weerklinkt, maken we aanstalten om aan te zetten, maar het is de Porsche van Tania, Hermans echtgenote. Zij komt als eerste de garage uitgereden. Met de wagen, want ook hond Eddy en de vaste hondensitter van de familie gaan mee op stap. 'Als Eddy alleen zit, blaft hij steevast het hele blok bijeen', legt Herman uit.
Geen echte Lange afstanden zijn niet meteen besteed aan de uit Hamme afkomstige schrijver. Hij omschrijft motorrijden eerder als een zware hobby. 'Ik ben geen echte motard. Vraag me bijvoorbeeld niet om met de moto naar Barcelona te rijden, want dat zie ik echt niet zitten. Ik krijg nogal snel last van mijn nek en vrees dat ik daar fysiek gewoon niet geschikt voor ben.'
Herman rijdt graag met de motor, maar dan enkel korte ritten. Naar familie bijvoorbeeld, of zoals nu naar onze pitstop. Echt baantjes opzoeken om te gaan rijden doet hij al lang niet meer. 'Vroeger ging ik geregeld 's nachts gaan blazen in de haven, als ik de ruimte had. 't Kot volledig open', zegt hij. 'Nu rij ik zo zot niet meer, de ouderdom wellicht.'
'Enkele jaren terug ging ik nog regelmatig met vrienden rijden, jonge gasten. Die namen het dan wel tegen elkaar op en dan werd het al gauw zoiets van wie heeft de langste , je kent dat. Tijdens een van onze ritten moest ik op die gevaarlijke kutbaan van Gent naar Eeklo een auto inhalen om hen bij te houden. Het was zo een twijfelgeval, en ik raakte bijna een tegenligger. Aangezien ik geen zin heb om me te verongelukken door bijkomende risico's te nemen, rijd ik sindsdien, uit lijfsbehoud, niet meer in gezelschap. Het is zo al gevaarlijk genoeg.'
'Ik kon met die vrienden wel over moto's praten', gaat Herman verder. 'Eén ervan ging zelfs met de moto naar de wc, maar plots is hij, letterlijk, gaan fietsen. In mijn huidige vriendenkring kan ik niet over moto's praten. Ja, mensen vragen mij wel eens waarmee ik rijd. Als ik dan zeg met een Buell , is het altijd van een wát? . Tania weet er meer van dan de doorsneevent. Op onze wc ligt een catalogus waarin alle motoren van 2008 staan. Als ik dan aan Tania vraag: een Suzuki GSX 650 F, hoeveel pk heeft die nu weer? , dan wéét die dat, hè.'
Een DKW uit '57 Al van z'n twaalfde wist Herman dat hij later een motor wou. 'Ik had als jonge gast een Dax. Daar kon je meisjes mee binnendoen. Scheen het. Achteraf bleek dat niet te kloppen. En als ik verder graaf in mijn geheugen, herinner ik mij dat mijn vader ook ooit een motor heeft gehad, een Saroléa. Daarover deden grappige verhalen de ronde. Tijdens een testrit zou de gas ervan blijven hangen zijn en moest hij blijven rondrijden tot hij zonder benzine zat. Naar het schijnt reed hij met die Saroléa ook op de wei om beesten te vangen met de lasso. Mijn vader was veehandelaar. Nu nog zeg ik hem dat hij die moto nooit had mogen wegdoen. Daarom doe ik mijn Buell nooit weg. Zo zal ik er later nooit spijt van kunnen hebben dat ik 'm wegdeed.'
De laatste tijd voelt Herman zich niettemin meer en meer aangesproken door retromotoren. 'Ik ben zot van die oude modellen zoals AJS, Ariel, Vincent. Tegenwoordig brengen ze modellen uit de jaren zestig en zo opnieuw uit met de technologie van vandaag, maar dat is toch hetzelfde niet. Mijn Buell is zelf goed op weg om een oldtimer te worden. Ik heb wel ooit overwogen een DKW 200 uit 1957, mijn geboortejaar, aan te schaffen. Fantastisch uitziende moto, maar als je zelf niets van mechaniek kent, kan je zo een idee beter laten varen.'
Harleyjanetten Ook in Hermans roman De kus in de nacht komt zijn liefde voor motorfietsen nadrukkelijk naar voren. 'Maar 90 procent van de reacties waren van Wat is dat met die moto's? ' Dat ging dan bijvoorbeeld over het verschil tussen een tweecilinder en een viercilinder. Ik ben zeker dat er velen die stukken gewoon hebben overgeslagen. Het rare is: als je iets met moto's hebt, dan denk je al snel dat iedereen daarin geïnteresseerd is. Niet, dus.'
Herman schrijft dan ook zelden of nooit over motoren in zijn columns, zoals in Humo . 'Ik heb wel ooit een column gehad bij een motortijdschrift, maar daar ben ik gewipt', vertelt hij halfweg z'n tweede koffie verkeerd. 'Ik had geschreven dat alle Harleyrijders janetten zijn en de wijven die er achteraan op zitten hoeren. Dat is me door de lezers van het tijdschrift niet in dank afgenomen, maar zo schrijf ik nu eenmaal. Ik schrijf dingen die de mensen nergens anders lezen, want dat weten ze toch al allemaal.'
Terwijl de controversiële auteur zijn handschoenen aantrekt, verontschuldigt hij zich nog voor de korte rit. 'Er moet er één de kortste zijn, hè', klinkt het. 'Maar ik ben nochtans nog nooit zo lang van huis geweest voor een interview.' Waarop hij met een daverend lawaai wegrijdt en opgeslokt wordt door het drukke verkeer, richting zijn geliefde Gent.
Bron: nieuwsblad.be