![]() |
Webmaster | 04-12-2006 | 13:35 uur | Abonneer op dit bericht |
![]() ![]() |
|
Dit bericht is 30 november 2006 ingezonden door ErwinH In 2004 ben ik met de motor naar Zweden geweest. Vorig jaar naar Schotland. Nu wil ik in een week naar Noorwegen en terug. Van weekend tot weekend zijn dat 9 dagen. Een snelle berekening leert dat voor de reis Lelystad-Oslo over land twee dagen nodig zijn. Na wat wikken en wegen besluit ik dat dit haalbaar is, en begin ik met het vaststellen van de doelen in Noorwegen. De Noordkaap is geen optie: ik vind het een betrekkelijk willekeurige mijlpaal, die ook nog niet eens de echte noordpunt van Europa is. Meer iets voor mensen die verder alles al gedaan hebben, met zichzelf in het reine willen komen of met een goed verhaal willen thuiskomen. De uitdagingen zijn ook dichterbij te vinden: Trollstigen, de westkust, Lysebotn, Geirangerfjord, Jotunheimen, enzovoort. Spectaculaire landschappen, ruimte en veel haarspeldbochten zijn tussen Oslo en Trondheim in ruime mate aanwezig. Ik neem een tentje, een matje en een slaapzak mee, maar geen kookgerei. Verder bestel ik bij www.camping.se een camping card, die ook in Noorwegen wordt gebruikt (maar vaak niet verplicht is). Voor repatriëring van een eventueel defecte motor koop ik een IRK+. De praktische uitrusting bestaat uit: waterdichte plastic zakken, een multi-tool, led zaklamp, led-knipperlamp, boordgereedschap van de motor, wat touw en ducktape. Voor onder de zijstandaard op een zachte ondergrond neem ik de aluminium dop van een geschenkdoos whisky mee. De Hornet 900 krijgt een beurt en nieuwe banden: Bridgestone BT020. Dag 1. Zaterdag 10 juni 2006. Lelystad - Kopenhagen. Route: Lelystad-Groningen-Hamburg-Puttgarden-(veer)-Rødbyhavn-Kopenhagen Afstand: circa 730 km Vrijdagavond had ik nog een feestje, en was niet vroeg thuis. Toch vroeg opgestaan op zaterdag, tassen ingepakt en opgeladen. Voor 9 uur zit ik met prachtig weer op de motor richting Kopenhagen. De zorgvuldig op maat geknipte mat die de tank tegen krassen van de tanktas moet beschermen voldoet niet. Nog voor ik op de A6 zit laat de tanktas los. Ik probeer een tijdelijke oplossing, en worstel met een bewegende tanktas. In Groningen ga ik van de snelweg, want daar weet ik een winkelgebied vlakbij de afrit. Na wat proberen stop ik de mat maar in de tanktas en rijd door. Bij de Duitse grens word ik gewaarschuwd voor files en oponthoud. Het WK voetbal is gisteren begonnen, en de Duitse douane schijnt grondige controles uit te voeren. Iedereen wordt over de parkeerplaats geleid. Ik herinner me dat het eerste stuk Autobahn richting Leer geen tankstations heeft, en dus tank ik aan de grens nog maar even. De douane heeft de zaken inderdaad groots aangepakt, met veel personeel, terreinvoertuigen, satellietschotels en speciale vakken voor uitgebreide controles. Met een vriendelijke hoofdknik word ik weer de Autobahn opgestuurd. Nu eerst eens kijken hoe hard we kunnen voordat de tanktas loskomt van de tank. 160 gaat nog prima. Dat schiet op, en het geeft nog wat verkoeling ook. Rond Hamburg is het druk, dat zal met de wedstrijd van vandaag te maken hebben. De reis gaat echter voorspoedig, en voor ik het weet ben ik in Schleswig-Holstein. Het landschap is heuvelachtig en doet een beetje parkachtig aan. Halverwege de middag ben ik in Puttgarden, en koop een combi-ticket voor het traject tot aan Helsingborg. Op de boot is het niet druk, en aan dek geniet ik van het bladstille, warme weer. In Rødbyhavn ga ik tanken, want ook hier ligt in mijn herinnering een enorm stuk snelweg zonder tankstations voor me. Het valt me op dat de mensen om me heen er uitgeteld uitzien. Waarschijnlijk hebben ze last van de warmte. Nog een kleine 200 kilometer naar Kopenhagen. Vlak voor Kopenhagen stop ik om de kaarten te bestuderen. Het is tegen zessen, dus ik bel ook het hotel maar even dat ze de gereserveerde kamer voor me vasthouden. Nu begin ik het zelf ook warm te krijgen. Na ongeveer 25 kilometer "stadswegen" ben ik midden in Kopenhagen. Ik zie Tivoli en allerlei statige gebouwen. Na twee keer hetzelfde rondje zoeken ontdek ik dat ik aan de andere kant van het spoor moet zijn. Daar vind ik hotel Ansgar in een keer. Prima locatie: rustige straat, vlak achter het station, met een "MC-parking" voor de deur. Tassen er af, alles op slot, en snel het hotel in. Als ik op de kleine kamer ben ga ik snel onder de douche. Ik had het al zien aankomen: de halve kamer staat blank. De bagage had ik daarom op het bed gezet. Hoe moeilijk kan het zijn om het afvoerputje op de juiste plaats in de badkamer te maken? Snel de stad in, want ik heb dorst en honger. Ik loop een paar rondjes door het centrum. De vergelijking met Amsterdam gaat in diverse opzichten op: er heerst een soort rommelige gezelligheid. Veel Engelsen hebben de wedstrijd van hun nationale team in de kroeg bekeken. Dan moet je af en toe ook iets te drinken bestellen, zullen we maar zeggen. Velen zullen volgens mijn verwachting het einde van de avondwedstrijd niet in de kroeg meemaken. Ik ga naar een restaurant dat Deense gerechten voor een redelijke prijs aanbiedt, en die vooral aan toeristen verkoopt. Ik eet de Deense variant van wat wij een Duitse biefstuk noemen. Het is redelijk: goed vlees, te weinig groenten uit blik en pot. Snel naar een kroeg met voetbal op grote schermen. Het is een soort Irish pub die je tegenwoordig overal ziet. Van de manager krijg ik een pul bier aangeboden, gecombineerd met het gezelschap van een timmerman van de Farøer eilanden die al genoeg heeft gehad. Ik krijg nog een drank te proeven die "Fisherman" heet, en die smaakt naar Fisherman's Friend. Het wordt nog gezellig als we een Canadese houthakker ontmoeten die op doorreis is naar Zweden. Die wil vooral Bourbon drinken (eikenbomensap). Vanwege de lange trip morgen ga ik toch maar naar mijn hotel. Dag 2. Zondag 11 juni 2006. Kopenhagen-Oslo. Route: Kopenhagen-Helsingør-(veer)-Helsingborg-Oslo Afstand: circa 565 km Op zondag word ik vroeg wakker. Dat gebeurt me altijd op vakantie. Ik maak nog een wandelingetje door Kopenhagen, en ga dan ontbijten. De hele ontbijtzaal zit vol met een gezelschap uit de Fillipijnen. Bij het uitchecken zie ik iets vreemds: rond mijn motor heeft zich een groep Fillipinos verzameld. Er staat een rij. Een voor een gaan de mensen uit de rij op mijn motor zitten, en laten iemand anders een foto maken. Dat gaat door tot ik met mijn tassen naar buiten kom. Dan stoppen ze met fotograferen, maar blijven rond de motor hangen. Een vriendelijk echtpaar uit de groep maakt een praatje, en legt uit dat ze voor een rotary-congres in Kopenhagen zijn. Nog steeds wordt de andere motoren op de MC-parking geen blik waardig gegund. Ik zie mensen ontzagvol kijken als ik start en de motor uit het vak manoevreer. Nog maar even zwaaien, en dan de doorgaande weg opzoeken. Via oneindige wegwerkzaamheden rijd ik rond Kopenhagen. Nog ongeveer 40 kilometer naar Helsingør. Hiervandaan vertrekt de veerboot naar Helsingborg, een overtocht van ongeveer 20 minuten. Ik parkeer op de boot achter een groepje wild uitgedoste Finse bikers. De motor kan hier niet worden vastgesjord, dus ik gebruik de beproefde methode: zijstandaard, eerste versnelling, stuur helemaal naar links en op slot. De motor staat stevig, en kan toch meebewegen. Snel wat koffie en chocola, en weer naar beneden. De beruchte Zweedse grenscontroles worden vandaag niet gehouden. Ik rijd langs Helsingborg, en herken wat dingen van het bezoek in 2004. Nog snel even tanken. Omdat ik niet in Zweden zal verblijven heb ik geen Zweeds geld, en wil ik het ook niet. Na het tanken blijkt dat het alleen mogelijk is om met credit card te betalen als je een pincode hebt. Dat is de wet, legt de pompbediende me uit. Ik heb de pincode opgeslagen in mijn telefoon, maar die staat niet aan. Na een paar minuten is het geregeld, en weet ik dat ik die pincode vanaf nu wel zal onthouden. Ik ga met volle tank de hoofdweg richting Gøteborg (en Oslo) op. Hier kun je doorrijden, 100-120 kilometer per uur, met af en toe wat wegwerkzaamheden. Na ongeveer 220 kilometer ben ik voorbij Gøteborg, en ik realiseer me dat ik sinds Helsingborg nog niet ben gestopt. Ik besluit pas dan een tankstation op te zoeken als het lampje van de reservevoorraad begint te branden. Na ruim 250 kilometer is het zover, en ik ga bij het eerste tankstation van de weg af in Ljungskile. Sinds Helsingborg heb ik geen voet aan de grond gezet, en het is de eerste keer dat ik zonder stoppen een volle tank heb leeggereden. Het is dan ook wel weer genoeg geweest, en hoog tijd om zelf bij te tanken. De tripmeter staat op 277 kilometer, en er gaat 15,5 liter in de tank: precies de tankinhoud minus reserve. Na het tanken koop ik wat te eten, en parkeer de motor bij een grasveldje. Het landschap is prachtig, en het is heet. Een vriendelijke dame vraagt waar ik heen ga, en legt me uit dat de Noorse grens nog slechts enkele mijlen rijden is. Dat zijn echter de zogenaamde Zweedse mijlen, 10 kilometer per stuk. Ik stap op en rijd verder. De weg wordt smaller, van 4 naar 2 banen, en we hebben weer tegenliggers. Zo gaat het door naar de Noors-Zweedse grens. Die wordt hier gevormd door een rivier in een dal. Via een boogbrug passeer je de grens. Op de brug zie ik rechts nog een andere boogbrug liggen, en ik realiseer me dat ik de nieuwe grensovergang gebruik die ongeveer een jaar geleden door de Noorse en Zweedse koninklijke families in gebruik is genomen. Na de onbemande grensovergang ga ik naar het service station voor geld, sanitaire stop en wat drinken. Met een kopje koffie in de hand zie ik Arjen Robben scoren tegen Servië en Montenegro. Met een Noor in oranje shirt analyseer ik het doelpunt in het Nederlands, tot ik merk dat hij me niet verstaat. Ik zie het beeld van de wedstrijd veranderen, en ga verder. Het landschap wordt wat grimmiger dan in Zweden. Wegwerkzaamheden bestaan uit doorgangen die in rotsen worden uitgehakt, of taluds die van enorme brokken steen worden gemaakt. De maximum snelheid gaat omlaag, en ik zie vele snelheidscameras. De tolweg richting Oslo heeft een voor Noorwegen uitzonderlijk hoge maximumsnelheid van 100 kilometer per uur, en met de motor mag je zonder te betalen doorrijden. Aan het eind van de middag ben ik in Oslo. De goede afslag is snel gevonden. Dan nog een paar extra rondjes door de hete binnenstad vanwege alle straten met eenrichtingsverkeer. De motor krijgt het warm en ik ook. Op de Karl Johanns Gate vind ik de kruising met de straat waar ik moet zijn. Helaas mag ik deze straat niet vanaf deze kant in. Dan maar de motor op de stoep, bagage er af en lopend naar het hotel. Na het inchecken in Thon Cecil ga ik met wat minder kleren aan de motor halen. Na nog een paar rondjes ben ik bij de parkeergarage van het hotel en ga ik in de autolift. Als ik op mijn kamer terugkom ruik ik mijn eigen motorkleding. De spijkerbroek die ik er onder draag is behoorlijk vochtig van het zweet. Douchen, andere kleren aan en de stad in. Bij Harry's weet ik een plaats op het terras te bemachtigen, en eet ik een fantasieloos bereid visgerecht. Met een paar biertjes er bij gaat het echter prima. Ik loop nog wat door Oslo, maar er is weinig te beleven. Het is zondagavond en in tegenstelling tot de lokale bevolking vind ik het koud worden. Ik probeer nog een paar café's, maar zie alleen maar glazig voor zich uit kijkende gasten en personeel. Hier kennen ze de "Sunday night anxiety" dus ook. Dag 3. Maandag 12 juni 2006. Oslo-Åndalsnes. Route: Oslo-Fågerness-RV51-RV15-E6-Dombås-Åndalsnes Afstand: circa 475 km Op maandag word ik weer vroeg wakker. In de ontbijtzaal kan ik nog niet terecht, dus dan maar weer een wandelingetje op een stralende morgen. Na een flesje "brus" van Seven-Eleven ga ik nog even naar het slot aan het eind van Karl Johanns Gate, en maak een paar stralende foto's van een uitgestorven stad. Na ontbijt en uitchecken haal ik de motor uit de kelder en laad de bagage op. Het is alweer flink warm, dus snel de stad uit. In een buitenwijk richting Drammen tank ik nog even en wil de ketting smeren. De nieuwe bus S100 weigert dienst. Toch maar verder rijden. Ik zoek naar een motorzaak langs de weg, maar zie niks. Dat zal in de binnenlanden nog moeilijker worden. Het is droog weer, dus de ketting moet nog maar even zonder nieuwe spray. Ik sla af naar de E16 richting Fågerness, en zit snel ik het bos. Af en toe ruik ik de sterke harslucht van een houtzagerij of wat industriële geuren. Het is een warme dag, en toch heb ik het koud. De weg ligt grotendeels in de schaduw en is nog nat. Het oneindige bochten sturen is begonnen! Direct na Fågerness sla ik rechtsaf de RV51 op. Dit is de weg die aan de oostzijde van Jotunheimen loopt, het land van de reuzen. We stijgen behoorlijk, en al snel zit ik boven de boomgrens en tussen de sneeuw. Het is een warme dag, ik sta tussen de laatste resten sneeuw, en overal stroomt water. Ik ben vrijwel alleen en heb het idee dat ik me op het dak van de wereld bevind. De weg is meestal goed en overal schoon. Bij het dalen krijg ik de smaak te pakken, en neem de bochten steeds sneller. Iedere seconde is spannend, en de banden worden van rand tot rand gebruikt. Na een oneindig aantal snelle bochten ben ik beneden. Ik rijd de RV51 af tot de kruising met de RV15. Hier maak ik wat foto's van een spiegelglad meer, en ga rechtsaf richting E6. Over de E6 rijd ik noordwaarts richting Dombås. Het is de drukke, doorgaande weg tussen Oslo en Trondheim, en ik moet een paar keer met hoge snelheid vrachtwagens inhalen. Het is het warmste moment van de dag, en ik heb de wind mee. De zwarte nylon broek begint nog net niet te smelten, maar mijn benen blijkbaar wel. Met vlekken voor de ogen kom ik in Dombås aan. Dit is een plaats op een kruising van doorgaande wegen. Rechtsaf gaat de E6 verder naar het noorden, over de Dovrefjell. Linksaf gaat de E136 richting kust. Ik wil de E136 op, maar niet nadat ik bij een van de vele tankstations heb getankt en pauze heb gehouden. Het pak heb ik maar even uitgetrokken. Zelden smaakte een Coke light met limoen lekkerder dan hier, en met hernieuwde kracht rijd ik richting Åndalsnes. De weg is breed met flauwe bochten en een kleine hoogteverschillen. Ik heb weer een soort mistral in de rug en snel komt het zweet overal uitgelopen. Het kost moeite om de aandacht er bij te houden. Dit zijn de momenten dat je eigenlijk een slaapje moet doen. Ik hang nog een tijdje achter een bus en zie dan een bordje dat een grote "foss" aankondigt. Dat lijkt me wel wat, een grote hoeveelheid smeltwater die van de rotsen valt. Motor tussen de bussen geparkeerd en het pak maar weer uit. De waterval is groot en woest, en er hangt een heerlijke waternevel in de lucht. Het is er 15 graden koeler dan op de weg, en ik loop wat rond om bij te komen. Mijn motor is inmiddels ingesloten door een Zwitserse bus met senioren. Deze mensen hebben zich op het ergste weer voorbereid en stappen gekleed in traditionele wollen vesten uit de bus. Als ze niet oppassen dan moet er nog gereanimeerd worden. Ik pak mezelf in en slalom met grote voorzichtigheid tussen de wat verdwaasd rondhangende toeristen door. Ook zij hebben last van de warmte. In de buurt van Åndalsnes zie ik de afslag richting RV63, de Trollstigen. Dat is voor morgen, en ik rijd door naar het dorp. Daar moet een camping zijn, hopelijk op loopafstand van een kroeg. Na een rondritje door Åndalsnes zoek ik de camping op. Die ligt aan de andere zijde van de rivier, te ver om te lopen. De tent staat snel, ik ga onder de douche en kleed me om. Toch maar weer op de motor naar het centrum. Daar ga ik eten in een soort partytent bij de jachthaven van het dorp. De bediening is afgekeken van Fawlty Towers ("O, u heeft nog niet besteld?", "Nee hoor, dat heeft u helemaal niet besteld!", enzovoort) en het eten is matig. Ik ga snel weg en rijd langs de supermarkt. Die heeft van alles te koop, maar op dit tijdstip mag ik geen bier of wijn meer kopen. Dan maar een appel en wat brus. Op de camping nog even wat van het uitzicht (besneeuwde bergen) en het vooruitzicht (Trollstigen) genieten, en dan naar bed. Dag 4. Dinsdag 13 juni 2006. Åndalsnes-Sogndal. Route: Åndalsnes-RV63-Valldal-(veer)-Eidsal-Videseter-RV258-RV15-Lom-RV55-Sogndal Vandaag gaat het gebeuren. Vanwege de aanstaande rit over RV63 ben ik vroeg wakker. Het is bewolkt, en het gras is nat. Ik pak de spullen snel op, en rijd naar het tankstation voor benzine en ontbijt. Via de weg langs de camping zoek ik het begin van RV63 op. De lucht is dreigend als ik op de parkeerplaats onderaan de Trollstigen een foto maak. Snel naar boven. De weg stijgt stevig, maar gelijkmatig. De haarspeldbochten zijn prima te doen, hoewel soms wel nat. Na een stuk of wat bochten, zie ik hoeveel ik ben gestegen. Het uitzicht in het langgerekte dal waar ik vandaan kom is prachtig. Op een uitwijkplaats stop ik voor een snelle foto. Dan weer verder. Ineens sta ik bovenaan, en kijk ik uit op een hoogvlakte met sneeuw. Het is nog geen acht uur. Nog maar even stoppen bij de toeristenwinkels, maar het is koud en het waait hard. Ik ga verder over de hoogvlakte. Na een tijdje gaat de weg naar beneden. De Norddalfjord moet worden overgestoken met een veer. Aan de overkant houd ik nog even pauze. In de rij voor de veerboot staat een Nederlands stel op één BMW GS. Even een praatje gemaakt, ze zijn onderweg naar de Noordkaap. Meneer komt hier wel vaker met de motor, en zegt dat er nog wel een paar bochten zullen volgen, maar dat ze vaak nat zijn van het smeltwater. Zij moeten de boot op, en ik ga ook weer verder. Via een groot aantal prachtige haarspeldbochten kom ik weer op een hoogvlakte uit. Na een tijdje sta ik bovenaan de nauwe Geirangenfjord, waar veel cruiseschepen komen. Via haarspeldbochten en door enigszins bewoond gebied daal ik af naar Geiranger. Het is een dorpje met toeristische bedrijvigheid. Ik krijg een wat beklemd gevoel van de hoge en steile bergwanden waartussen het dorp ligt geklemd. Nog geen zin om te stoppen. Voordat ik het dorp uit ben, beginnen de haarspeldbochten alweer. Het wordt nu routine. Als ik op de volgende hoogvlakte ben schat ik dat ik al meer dan 100 scherpe, hellende bochten heb gedaan. Campers zijn niet meer lastig, maar een uitdaging geworden. Op de korte rechte stukjes even aandacht van de bestuurder trekken, en er dan met vaart voorbij schieten. Deze hoogvlakte is wat woester dan wat ik eerder heb gezien. De weg ligt behoorlijk hoog, en ik ben erg onder de indruk als ik ineens naast een enorm ijsmeer rijd. De dreiging die van het stille, ijzige meer uitgaat wordt versterkt door de stapelwolken en de snijdende kou die mijn zomerjas binnendringt. Na wat klein heuvelwerk kom ik bij nog een ijsmeer. Er staat een berghotel of iets dergelijks. Links zie ik een afslag, het bordje zegt Dalsnibbe. Dat is een ijzige berg waarvan de top over de weg te bereiken is, als het hoogzomer is tenminste en de meters sneeuw een beetje zijn opgeruimd. Ik ga het proberen. In het tolhuisje bij de "bom" is niemand te bekennen, en ik rijd maar door. Iets voor me zie ik drie campers tergend lanzaam omhoog rijden. Na de eerste bocht leg ik vast aan om ze alle drie in één keer voorbij te schieten. Totdat ik zie dat het asfalt ophoudt. De weg is gemaakt van een mengsel van glibberige modder, scherpe breeksteen en split. Waar ben ik aan begonnen? Ik kruip achter de campers, en heb eerlijk gezegd moeite om ze bij te houden. De haarspeldbochten zijn vooral moeilijk. Met een soort langzame drift neem ik ze stuk voor stuk. Op de goede momenten kan ik in de tweede versnelling rijden. In iedere bocht begint het harder te waaien. Het zijn harde windvlagen die om de berg dwarrelen. Dit gaat een tijdje door. Het laatste stukje weg is van beton en erg steil. De parkeerplaats boven is een hellend vlak. Ik rijd een rondje, maar kan geen vlakke plek vinden. Er staat bovendien een stormachtige wind. Met beide benen aan de grond neem ik pauze. Toch maar weer terug. Dit wordt nog moeilijker, want de voorrem is onbruikbaar op dit glibberige mengsel op de helling van 10%. Halverwege de afdaling kom ik een paar Noorse families tegen die met 4x4's de berg oprijden. Ik krijg "thumbs up" van beide bestuursters, maar kan alleen terugknikken. Als ik weer op de hoodweg ben zet ik de motor even stil. Benen strekken en de banden controleren. De hoofdweg is nu prachtig: verhard, schoon en geschikt voor 80+ km/h. Zeilend door de laatste haarspelden van RV63 daal ik af. In een woest en verlaten landschap kom ik bij een kruispunt. Op het programma staan nog de "oude rijksweg" RV258 en de RV55 langs Jotunheimen, dus ik sla rechtsaf de RV15 op om naar het begin van RV258 te rijden. We zitten nog steeds behoorlijk hoog, en er komen een paar tunnels in de weg. We zijn vlak bij de Jostedalsbreen, een gletsjergebied met griezelige afmetingen. De tunnels zijn een marteling. Het is er maar een paar graden boven nul, en de rotswanden zien niet bekleed. De temperatuur doet mijn armen en schouders verkrampen. Vanwege de polaroid zonnebril zie ik weinig. Het vizier kan niet open (te koud en te nat) en ook niet dicht (geen zicht). De Noorse wegenbouwers hebben bovendien hun best gedaan bochten en niveauverschillen in de tunnel aan te brengen. Bochten rijden wil niet goed, dus ik rijd als een houten klaas door de tunnels. Na de derde tunnel ben ik bij de afslag naar de RV258 gekomen. Weer een stukje klimmen in een mooi trechtervormig dal. Bij een waterval is een soort hotel/restaurant. Toch maar een late lunch. Het is er een gezellige boel: blank houtsnijwerk, kleurige tafelkleden, en een receptionist die een kopje koffie uit de kan schenkt. Via een nieuwe reeks haarspeldbochten ga ik omhoog. Het is inderdaad een mooie weg, met rechtopstaande rotsblokken als "vangrail". Halverwege de route houdt het asfalt op, precies bij een grenssteen. Als ik op de kaart kijk dan is het nog minstens 20 kilometer, waarschijnlijk onverhard. Er blijken geen steile hellingen te zijn, en de bochten zijn ook prima te doen. In de tweede versnelling, dat wel. Ik kom opeens veel (Nederlandse) motorrijders tegen. Aan het eind van de weg draai ik rechtsaf de RV 15 op. Dit is een vreemde weg: het is een belangrijke, doorgaande weg waarvan het meest westelijke gedeelte (in de buurt van Jostedalsbreen) in de winter is afgesloten. Ik rijd vrijwel alleen op een mooie, brede weg met veel snelle bochten richting Lom. Na een supermarkt-lunch ga ik de RV55 op, die aan de westzijde langs Jotunheimen gaat. Het begint lieflijk: mooi weer in het naaldwoud. De overbekende haarspeldbochten beginnen al snel, en spoedig zit ik boven de boomgrens en in de sneeuw. De hoogvlakte lijkt hoger dan alles wat ik vandaag heb gezien. Naast de weg is het sneeuwdek gesloten, en ik zie ook ineens veel auto's met ski's op het dak rijden. De zomerjas houdt de snijdende kou niet buiten, en tandenknarsend met tranende ogen rijd ik de heuvelachtige weg over de hoogvlakte. Aan de linkerzijde is de "Sognefjellhytte", een hotel / trekkershut waar je alleen in de zomer met de auto kunt komen. De niet-wandelende gasten worden in de winter met een sneeuwscooter opgehaald van de hoogst bereikbare parkeerplaats. Ik heb genoeg van de kou, en gelukkig begint de weg te dalen. Ik kom nu in meer toegankelijk, bewoond gebied. De weg loopt langs een water, met betrekkelijk veel huizen en boomgaarden. De temperatuur is aangenaam, en ik moet nog een stukje naar Sogndal. Na de ontberingen van vandaag word ik een beetje slaperig van de gemoedelijke omgeving en de aangename temperatuur. Ik besluit er aan toe te geven, en zet de motor op een parkeerplaats tussen de weg en het water. Naast de motor ga ik in het gras in de schaduw liggen, en val vrijwel meteen in slaap. Na meer dan een half uur word ik wakker, een beetje gedesorienteerd van de diepe slaap. Het heeft wel geholpen, en redelijk fris rijd ik verder naar Sogndal. Het is een stadje dat aan een fjord ligt, op een kruispunt van wegen, aan alle kanten omgeven door woeste bergen. Na wat zoeken vind ik de camping die hoog scoort qua voorzieningen voor de motorrijder: de camping ligt op loopafstand van het centrum. Naast de camping is een benzinestation voor de eerste levensbehoeften. Na tent opzetten en douchen ga ik op zoek naar eten. Bij Dolly Dimple's eet ik een goede maar veel te dure pizza. Ik loop wat verder door de plaats op zoek naar een kroeg waar voetbal kan worden gekeken. Dat lukt niet zo erg. Een groter gebouw in het centrum ziet er eigenaardig, gesloten uit. Er hangen wat rokers buiten rond, en dat kan betekenen dat het een openbare horeca-gelegenheid is. Ik vraag het een van de rokers, en het klopt. Het is een café in een studentencomplex, en ik mag naar binnen. Voor 40 kronen krijg ik een halve liter bier, en dat is ongekend weinig. Het is dan ook "happy hour", zo vertelt men mij. Op een groot scherm wordt het WK voetbal getoond. Rond middernacht loop ik terug naar de tent. Het waait inmiddels behoorlijk hard, en 's nachts krijg ik een flinke regenbui over de tent. Dag 5. Woensdag 14 juni 2006. Sogndal-Bergen. Route: Sogndal-RV55-Hella-(veer)-Dragsvik-RV13-Moskog-E39-Førde-RV57-Dale-Flekke-RV607-Leirvik-Lavik-(veer)-Ytre Oppedal-Bergen Mijn slaapzak is bij het voeteneind wat nat geworden. De kleine koepeltent kan niet goed gesloten worden, en dat zorgt voor "inregenen". Het valt mee, en ik pak snel op. Vandaag is de eerste dag dat er geen duidelijke route op het programma staat. Ik wil naar Bergen, en besluit een omweg te maken. Ik ontbijt stevig met een pølse en vruchtensap. Dan ga ik weer de RV55 op richting Hella. Ten westen van Hella ligt een schiereiland dat er op de kaart aantrekkelijk uitziet. De ontberingen van gisteren hebben hun gevolgen: tijdens het rijden krijg ik een bloedneus. Op de veerboot naar Dragsvik kijken een paar Duitse motorrijders me wat vreemd aan. Er blijkt allemaal bloed op mijn gezicht te zitten, en het bloeden is nog niet over. Op de kade aangekomen gaat het wel weer, en ik rijd verder. Het landschap is bizar: steile bergen, naaldbossen en af en toe een huis. De weg is slecht, en we gaan snel omhoog langs haarspeldbochten. In een van de eerste bochten krijg ik een scherpe steen onder de achterband. Ik hoor een scherpe tik, en de band "stapt opzij". Alles gaat goed, en er lijkt geen schade te zijn behalve een afdruk in de band. We zitten dichter bij zee, meestal onder de boomgrens, en alles oogt wat minder woest dan op de dinsdag. Na een paar uur rijden door een stevig glooiend landschap ben ik in de buurt van Moskog. Bij een "Gatekjøkken" neem ik een pølse (de tweede vandaag), en pleeg wat telefoontjes. Met belangstelling lees ik de aanplakbiljetten die beschrijven dat er de laatste tijd weer meer beren in het gebied worden gezien. Ze komen steeds dichter bij de bewoonde wereld. Ik rijd verder, en in Førde haal ik geld en eet ik nog een broodje. Dit is een plaats van enige omvang met een haven en een winkelstraat. Een klein stukje zak ik af over de E39, de hoofdweg richting Bergen. Ik sla af naar de RV57 richting Dale. Bij Flekke ga ik de RV607 op. De uitzichten zijn weids en prachtig, de weg is goed evenals het weer. Niet zo spannend als gisteren, maar net zo leuk. Op de kaart heb ik een touristische route naar Bergen uitgestippeld, en ik ga naar het veerhaventje van Rysjedalsvika. Ik sta als enige in het opstelvak voor het veer naar Rutledalen. Dat is niet vreemd, want volgens de dienstregeling gaat de eerstvolgende boot halverwege de avond. Dan maar verder naar Lavik, waar de E39 de Sognefjord oversteekt. Na een half uurtje wachten kan ik mee naar Ytre Oppedal, en dan is het nog ~150 kilometer naar Bergen. Het is een wat drukkere weg, en ik moet vanwege de warmte goed mijn best doen de aandacht er bij te houden. De Lone-camping (prima naam voor alleenreizenden!) ligt 20 kilometer van het centrum van Bergen en is snel gevonden. Ik bereid me razendsnel voor op het doel van vanavond: Bergen. Met de bus ga ik heen. Dat neemt nogal wat tijd, aangezien de bus zich zeer exact aan iedere maximum- of adviessnelheid houdt. Onze chauffeur kiest in geval van twijfel de langzaamste van de opties. Correct en veilig is het wel, op deze manier. In het centrum van Bergen voelt het koud en winderig aan. Het is onbewolkt, maar met mijn fleecetrui aan vind ik het nog haast te koud om op straat rond te hangen. De lokale bevolding denkt daar anders over, en besluit dat 15 graden celcius met zeewind terrasweer is. Ik zoek niet echt goed, en het beste restaurant dat ik kan vinden is TGI Friday's. Van het eten word ik weer warm, en ik ga nog eens het beroemde uitgaansleven van Bergen proberen. Dat blijkt moeilijk te vinden. Na een paar lege kroegen te hebben bezocht heb ik er genoeg van en neem de bus naar de camping. Bij mij op het veld zijn nog een paar motorrijders met hun tent gaan staan. Het is ijzig koud op de camping en ik slaap prima. Dag 6. Donderdag 15 juni 2006. Bergen-Stavanger. Route: Bergen-E16-RV7-Granvin-Bruravik-(veer)-BrimnesRV13-Breifonn-RV13-Sand-Nesvik-(veer)-Hjelmelandsvågen-Tau-(veer)-Stavanger Zoals gebruikelijk ben ik vroeg wakker. Als ik uit de tent kruip, zit er een witte waas op het gras. Het zou me niets verbazen als de dauw hier en daar bevroren is. Ik pak mijn spullen in en als ik wegrijd kruipen de andere motorrijders uit hun tentje. Nog een snel ontbijt bij het naastgelegen benzinestation, en op weg. Het doel is Stavanger. Dat ligt hemelsbreed ongeveer 150 kilometer ten zuiden van Bergen, maar ik vermijd de grote veerovertochten. Eerst ga ik een stukje oostwaarts over de E16 en dan RV7 richting Granvin. Het is een landelijke, rustige route. Bij een grote foss is een toeristenwinkel waar ze ook koffie schenken. Net voorbij Granvin sta ik op een T-splitsing. Rechtsaf gaat ik direct een tunnel van meer dan vijf kilometer in. Het is niet bijzonder koud, maar de andere uitdagingen - duisternis, vocht, bochten en niveaverschil - zijn wel weer aanwezig. Na de tunnel is gelijk het opstelterrein voor het veer naar Brimnes. Nu zit ik weer op RV13, een landelijke route langs nationaal park Hardangervidda. Tientallen kilometers rijd ik langs fruitgaarden, voornamelijk appelbomen. Ieder dorpje heeft een fruitopslag, die aan het water ligt. In de buurt van Røldal ligt de Røldalsfjellet, waaronder een flinke tunnel ligt. Op mijn kaart staat de bergpas ook nog steeds als weg aangegeven. Ik heb wel weer zin in wat avontuurlijker rijden, dus ik zoek de pas op. Helaas staat er een "bom" aan het begin, en ik waag het er maar niet op. In de buurt van Røldal ga ik van de doorgaande weg af, op een kleinere weg. Het is nog steeds de RV13. Het asfalt wordt slechter, en de weg krijgt wat meer bochten. Dit is niet het beste type weg, want het lijkt voortdurend of ik de verkeerde snelheid heb gekozen. Soms moet ik remmen in de bocht, maar ook vaak ontdek ik dat ik wel wat sneller had gekund. Na een tijdje wordt het beter. De weg blijft meestal langs het water. De landschappen en vergezichten zijn prachtig. Als ik in Nesvik ben, blijk ik het veer net gemist te hebben. Dan maar even wachten. Er is gelukkig een winkel met wc. Na een korte overtocht ben ik in Hjelmelandsvågen. Het is hier bewoond (want niet ver van Stavanger) maar toch ziet alles er verlaten uit. Via een prachtige weg zonder spectaculaire hoogteverschillen gaat het nog steeds over de RV13 richting Tau. Ik heb me keurig aan de maximumsnelheid gehouden op de 45 kilometer vanaf het vorige veer, en ik ben niet gestopt. Toch lukt het me om het veer naar Stavanger te missen. Weer moet ik lang wachten. Het verklaart waarom iedereen vanuit Hjelmelandsvågen idioot hard wegreed: de enig mogelijkheid om het volgende veer te halen. Later zie ik de waarschijnlijke reden voor deze vreemde dienstregeling: de streekbus moet ook mee van Tau naar Stavanger. Deze bus rijdt nooit harder dan de maximum snelheid, en gaat ook nog van de hoofdweg af. Als we op de boot mog |
|
![]() |
||
![]() |
sander | 14-07-2014 | 09:19 uur | |
![]() |
TEST
|
||
![]() |
||
Reageer